5

  1. OCHTENDGLOREN . Bij ochtendgloren openbaarde ze ook een abortus op latere leeftijd, ook een controversiële brief gekoppeld aan poëzie:

de kaart blijft ongeschreven, er is geen beginnen aan. Ik leef nog steeds een vorig leven, dat me niet is toegestaan. Ik fiets nog steeds bij je vandaan met alle lichten tegen. Het wordt later. Ik mis je. Je bent inkt onder mijn huid. Het  is zomer. Ik heb een zomerjurk aan. Het regent. Jij had de macht om van mij een hapje ellende en agressie te creëren. Ik haat je van hier en ginder. Wat heb je mij aangedaan? Geef mijn hart en ziel rust. Hopelijk blijven al onze gedachten eens en voor goed gewist, zodat ik je niet meer mis.

 Mijn vertwijfeling overtrof mijn verdrongen twijfel; ooit had ze geflapuit uit liefde voor mij, sadomasochisme, zijnde abortus.  Haar nieuw gedicht voor mij werd poëzie: in het zoete water van de zee, de luister der golven, draag ik niet onwetend een vrucht met mij mee. Zuiver als de zon, vuurkracht ontsproten, innerlijk verblijd, tot spijt gevoed door warmte mijn navel, zal groeien in ongewenste duisternis een dag vol luistering. Onvoorwaardelijk aanvaard, die dag, slechts  een ademtocht, de wereld in licht der zon, vol verdriet voor mij duisternis begon.

Verkracht; had ze judo gekend, had ze wellicht haar verkrachter een teelbal om gedraaid, wie weet? Of was ik alweer androgyn te naïef   om laf af te weten van een intervrouwelijk geheim door middel van een al dan niet niet-verbaal inhoudelijk verstandstaaltje?

Intiem plechtig, ook volgleurend aan een overvloed eenvoudig geplukte bloemen en kleurend van diverse tonen, waarbij de hoge noten van zingende nonnen de gregoriaanse lage bassen van  de paters fel overtroffen.

Ooit, mijn linkerhand haar haren aaiend, mijn rechter haar zachte poep. Je bent een spiritdeugnietje, een fluitend bengelkapoentje rakkerpoetsfiloutje. Ze sfeerde  mij een animokus, die ik met psyche dankte in intern zoenen. Ze boezemloosde florissant als vrucht. Argwanend. Ooggetuige van moordenaar van al haar geliefde kinderen. Vrouw, verkracht; negen maand later een kindje baren van onmenselijke wreedaard; papa levenslang barbaars kind voeden. Altijd vijand vergeven, sterk genoeg te pardonneren te transcenderen? Ik schreed urinerend verder. Waarom tijd verspelen en stil blijven staan. Speeltijd minder. Time is money. De tweede bril heeft de eerste     nooit terug gevonden. De gladjakker stomend naar zijn gewiekste honneyponny. Gisteren zag ik haar onder het bedlaken dromend rustend liggen; onopgevoed gluurde ik haar ranke lijn mooi en kluikte: een slang: van een slang wist ik ook   niet wat en waar, wanneer en hoe zij klaarkomt. De stiekemerige janus meuterde zijn moppie niet. Hij cultiveerde      verdwijnend zwenkend cultureel billenpatroon. Altijd hetzelfde met hem, hij speelt altijd baasje haasje, alsof hij maffiabaas  is. Oh God, zijn dingske is niet langer dan van jouw papa.

 Jean-Jules de La Lune snoepte de adellijke promotie wegens wangedrag. Zijn vrouw betoverde exuberant, neus spichtig als een specht, ze blies voortdurend haar neus luchtig open; haar tieten waren al even spichtig, goed om gaten in een boom te tiktokken.

Haar lach snokte snakkend totaal ontspannen volop ingespannen, ze parlesantte mannelijk gloren en tippelde voorbij als kruidig liederlijk gezelschap, loensde alleen aardig, haar poep carré. Intelligent, ze schaakte zich, kommerde mokkelde, passioneerde onbewogen, vertroetelde stokkerig   glinsterinkskes feeëriek: glanzend blingblankend pronkte een slappe nobele heer; ze streelde zweepslagen, droomde problematiseerde half kaarsrecht. Eren, salueren, tobde, klakte erotische stilte stuk: il y a de la moutarde:   chauffreren. Pietlullig zwabberbengeltje.