7

  1. GROOTMOE

Haar bevragen was zelfs gênant in haar minderwaardigheid. Al mijn cruciale vragen ontfutselden geen respons. Je aait zo onmetelijk flatterend opgetut,  probeerde ik jolig. Zo mooi ook, en je haren zo leuk in elkaar gevlochten. ‘t Was nog waar ook. Ze meesmuilde, haar lachspieren bekketrekkend. Ik hou van je gniffelende glim, die past bij een bloemende mannequin.  Ze kokermuilde nog meer. Jij oogt een bloeiende filmster. Wow. Had ik haar gevoelige snaar ergens geraakt?

Jij bent altijd eenvoudig, steeds met klasse opgesmukt, omdat een hoog niveau je inherent is. Ze bleef schompermuilen. Haar ogen fonkelden nu             zelfs. Een vrouw, gechanteerd, afgeperst, regelmatig geslagen, alle dagen vernederd, gepest, geminacht, hoe zingt een vrouw zich dan om hulp, een grootmoe, die nooit het recht heeft te wenen als ze pijn heeft? Al mijn gouden kettingen en juweeltjes weggenomen; krentenbrood, een koek, zelfs een klein stukje chocolade: nooit van gehoord. Chocolade Merci is zo lekker  en ook de pralines met een hartje, Cheri, en die met een kers erin, Cherry. Vragend schooiend haar oude ogen. En een stukje marsepein dan. Ze kweelde. Meemuilend met grote open mond beurde ik haar op: nietes. Ik bevond mezelf een snotneus en  knipoogde de tachtigste verjaardag van mijn vader zaliger: je bent nog geen honderd pa, in feite ben je nog een snotneus! Ziekelijke opgewektheid blij wiekte ze één heuvel zwarte miserie. Ze zwartte in het brakende zwartgallige leven te aborteren, uit onderdompelend lijden te wekken. Manisch depressief, vreugdevol en blij vleugelde ze te ploeteren als een buffel; eerder als een vrouwelijke os; ik denk een steenezelin. De pijp aan Maarten  geven in oorlog; zoon Jan neusde frontaal met zijn B M dubbel V een Mercedes Benz. Zoon Jan had zijn neus niet meer. Zoon Jan had zelfs zijn hoofd niet meer.

 De Paus? Geloof jij in god? Meer in god dan in de paus. Wat orakel jij van een vrouwelijke paus? La papa. Maar vent toch. doe niet zo stoer. Zeg het gewoon, la mama.. De paus is een filoutje - zeker gapt hij regelmatig een koek ondeugend uit de keukentrommel. Hij wijdt geen priesteressen. Tuurlijk niet. Hij heeft gelijk: er zijn immers geen studentes die afstuderen met het diploma van priesteres. Heiligen  bestaan volgens mij wel in tegenstelling tot ongeloof van protestanten. Het zijn vrome mensen, die op een of ander domein extra hun goede inborst vertoonden. De onstuimige enige Nederlandse paus Adrianus nr. Zes, Adriaan Floriszoon,  geboren op 02/03/1459 in Utrecht, sprak orththodox duivels en         vernieuwend; met gif versierd. Typt de paus zonder fouten? Ik weet het niet, in elk geval is hij niet in staat te gamen. Giechelen. Vlinderen als je een ongeluk hebt, help yourself. . Complexitas humanitatis.

Boeddha hield van vrouwen. Een vrouwelijke generaal te paard tripte op afstand de wacht. In één worp zijn broederskap over de haag. Hemel god jean jacques nonde nom de dieu. Alle hazen houden van eerlijke konijntjes, ook in  seksualiteit. Meestal zijn mijn zonnetjes hypocriet naakt door mij, met mij. Zij houden van pikante sausjes. Enkel prostaatgevoelige mannen lusten geen  pikant. Jammer dat op hogere, wel niet minder florerende ouderdom bij een dame, de durf, de openheid fel vermindert in regressie tot belle femme distinguée in plaats van te bloeien tot leuke mooie moderne grootmoe, niet te gek om een seigneur, oud of jong, met klasse in elegantie met eloquence sexy te versieren. Enkel hormonen? Zwanenzang. Oudere janhanen exciteren en stimuleren in genietbare positieve lichamelijke verheffing van  verleidende vrouwelijkheid. Brunette, goudversierde kunstcreaties in haar blonde aangebrachte krullen, straalde wel spiritualiteit uit, hoewel niet te tippen aan de straling van de superintelligente  brains van mijn gade. Haar bordeauxrode zijden kleed, waarop modern vrouwelijke hersenschim, ze lipte emotionele      intelligentiecoëfficient. Ze bleef fonkelen, ontkruiste haar benen, wiebelde met haar knieën. Dineerde je al eens met je rok helemaal open? Ik trok mijn stoute schoenen aan, bloosde bloesems van een appel in de lente van andere heikneuters.

Heilkei-aangenaam of behoeftig je een keigeil toetje? Poepsboobsschuddend oplummelend. Honneponnie scheelde soesend naar haar gladjanus; Jansalie ernaast knikkerde een slapjanus, molk zijn moppie niet; hij cultiveerde  het verdwijnend achterwerk van feminiene doorkijkjurk. Zij, een gewiekste fee, ze daagde het natuurgebeuren, de donkere lucht, in adembenemende lichtmomenten om te toveren. Het werd een witte nacht. Kaarsstaafrecht, venus teder glijdend, aaide ze zich de nacht witter dan wit. Zwaard in de hand, idioot zitten, ze poogde haar ogen breed open als in keileukste zen-moment keigeil gebrainwasht. Ze glipte   snel uit. Nog sneller ontslipte ik haar wederom, gaaide haar goedje. Overklonken, ontpopte ze een kleurrijke kameleon een gladiator in extra dimensie. Afwimpelen. Reuzegroot een grandioos zelfgekunsteld boeket. We geurden. Niemand die het merkte, want we waren in het sappig looksausje gedrenkt. Sappige jaren. Ze rook zonder te zien, want ze was door de jaren van verstand  halfblind geworden, ochtendgeuren van de blakende bloemen.